De Begijnhofkapel

Het Begijnhof

De Waalse kerk staat op het voormalige Begijnhof, een van de oudste kloosterterreinen van Haarlem. Aangenomen wordt dat in 1261 de bouw van het Begijnhof startte. Het hof werd gesticht door Arend van Sassenheim (†1272), die toen pastoor was van de Sint-Bavokerk. Begijnen waren vrouwen die in een gemeenschap een vroom leven wilden leiden, maar die niet het klooster in wilden. Ze waren leken, geen kloosterlingen. Dat laatste werden ze pas toen ze zich in 1575 aansloten bij de derde orde van Franciscus.

Het hof werd begrensd door de huidige Jansstraat, de Begijnesteeg, de Korte Begijnestraat en de Bakenessergracht. Het complex bestond uit een kerk met begraafplaats en daaromheen huizen, velden, een bakhuis, slachthuis en poorthuis. Het geheel werd omsloten door een hoge muur met poorten die ’s avonds werden afgesloten. Er stonden in de grootste bloeiperiode 56 huisjes en vijf conventen waar de begijnen woonden met dienstpersoneel, familie en kinderen. Het begijnhof was een zelfstandige parochie binnen  die van de Sint-Bavokerk. Dit kwam vaker voor bij begijnhoven.

Midden op het hof stond de Begijnhofkapel. De kapel werd in 1347 beschadigd door een grote stadsbrand. Hoe groot de schade was, is niet bekend maar in 1348 is de kapel voldoende hersteld voor een wijding door de bisschop.  In 1388 was het koorgedeelte van de kapel voltooid en de toren in 1398. Het is tegenwoordig een van de oudst nog bestaande kerkgebouwen van Haarlem, na 1586 bekend als de Waalse Kerk.

Tijdens de recente restauratiewerkzaamheden in de kerk zijn vijf altaar fundamenten aangetroffen en archeologisch onderzocht. Bij de preekstoel lag onder de vloer een stuk muurwerk, restant van de fundering van het voormalige hoofdaltaar van de kerk. De stenen hebben een formaat dat gebruikelijk was aan het einde van de veertiende eeuw en het begin van de vijftiende eeuw. Historische bronnen bevestigen dit: er werd in 1388 een uitbreiding aan de oostkant van de kerk voltooid.

De overige kleinere altaren stonden ‘koud’ tegen de lange zijden van de buitenmuren. Geen van de altaren is nog volledig in originele staat, aan de bovenkant en sommige zijkanten ontbreken delen of zijn juist delen aangebouwd. De fundamenten zijn in de huidige zerkenvloer zichtbaar gemaakt.

Uit historische bronnen weten we dat er in de vijftiende en zestiende eeuw vijf altaren waren. Door de vondst van de funderingen kunnen  ze preciezer gelokaliseerd worden. Het hoogaltaar stond in het hart van het koor. Het Sint Maartensaltaar stond aan de zuidkant, daar was ook een deur die gebruikt werd als uitgang van het hoge koor.

Dichtbij de deur naar de sacristie was aan de noordkant het Heilig Sacramentsaltaar. Op de muur is een muurschildering bewaard gebleven van een tapijt dat omhoog gehouden wordt door twee engelen. Buiten het hoge koor aan de noordkant was een altaar voor Onze Lieve Vrouwe. Op de muur is hier een schildering van de drie Maria’s bewaard gebleven. Aan de zuidzijde stond het Heilig kruisaltaar.